Geschiedenis Verpleegkundige MGZ

De MGZ-verpleegkundige lijkt anders dan de wijkverpleegster van vroeger. Maar het verschilt ook weer niet zoveel. Net als nu stond de wijkverpleegster midden in de samenleving en in het gezin en was zij de sparringpartner van de huisarts. De basis is nog steeds hetzelfde; mobiel zijn, zorg bij de patiënt thuis, creatief zijn, invoelend vermogen hebben en een grote mate van zelfstandigheid.

Heel lang werd thuiszorg alleen gedaan door familieleden, katholieke zusters en protestantse diaconessen. In deze periode stond verpleging in het teken van naastenliefde, het verzachten van lijden door liefdevolle verzorging. Dit was allemaal heel normaal totdat in 1843 de vereniging voor ziekenverpleging begon met het vormen en uitzenden van pleegzusters. Zo ontstonden dus de eerste wijkverpleegkundige.

In 1878 begon het Witte-Kruis in Noord-Holland als eerste met een opleiding voor Verpleegkundige bij mensen thuis. Het was toen nog vooral een beroep voor ongetrouwde vrouwen. De verpleegkundige zorgde hier samen met de huisarts voor goede zorg op het plattenland of in wijken van een stad. De huisarts bepaalde ook wie er welke zorg nodig had en waar ze recht op hadden.

Vanaf 1900 ontstonden er kruisverenigingen (Groene kruis, het katholieke wit-gele kruis), mensen werden lid van de vereniging en betaalden hiervoor contributie, waardoor de zorg voor leden gratis was. Hiervoor waren wijkverpleegsters in dienst genomen. Hun werk bestond uit het verzorgen van zieken thuis, het helpen en informeren van de huisarts en het geven van gezondheidsvoorlichting. Zij zagen preventie als hun taak; voorlichting geven over hygiëne en het voorkomen van besmettelijke ziekten. De eerste wijkverpleegsters hadden het druk met de verzorging van tuberculosepatiënten en met speciale consultatiebureaus voor tuberculose. Daarnaast gaf de wijkverpleegkundige cursussen over zindelijkheid, moederschap of gezonde voeding. De wijkverpleegkundige had een groot aanzien en maakte zorg bereikbaar voor iedereen.

Na de tweede wereldoorlog professionaliseert het beroep van de wijkverpleegkundige. Er komen beroepsverenigingen, het kruiswerk organiseert zich, er worden eisen gesteld aan de opleiding en er komt wetgeving op het terrein van de gezondheidszorg.

Rond 1900 waren er verschillende opleidingen voor wijkverpleegkundigen, maar er was nog geen sprake van eenheid hierin. In 1921 kwam er een wet tot wettelijke bescherming van het diploma voor ziekenverpleging waarin opleiding, examen, diploma en titelbeschrijving voor A- en B-verpleegkundigen geregeld werden. In 1970 startte de MGZ-opleiding, een hbo-opleiding als vervolgopleiding voor de A-verpleegkundigen in de maatschappelijke gezondheidszorg.